leuk Dutch - Greek
1.
-
Dutchkijken
-
Greekκοιτάζω
-
Dutchlijken (+ uitzien (+
-
Greekφαίνομαι
-
Dutchzoeken
-
Greekψάχνω
-
Dutchuitzien (+
-
Greekβλέπω qualifier
-
Dutchblik
-
Greekβλέμμα
-
Dutchuitzichtstijl
-
Greekόψη
-
Dutchblik
2.
-
Dutchkijken
-
Greekκοιτάζω
-
Dutchlijken (+ uitzien (+
-
Greekφαίνομαι
-
Dutchzoeken
-
Greekψάχνω
-
Dutchuitzien (+
-
Greekβλέπω qualifier
-
Dutchblik
-
Greekβλέμμα
-
Dutchuitzichtstijl
-
Greekόψη
-
Dutchblik
3.
-
Dutchleuk, aangenaa, fijn
-
Greekκαλός
4.
-
Dutchaardig, leuk, lie, mooi, prettig
5.
-
Dutchleuk, geestig, guitig, olijk
6.
-
Dutchplezierig, leuk, lollig, plezant (Flanders)
7.
-
Dutchhouden van, graag hebben, lusten, graag lusten, leuk vinden
-
Greekαρέσει, qualifierel
-
Dutchgraag hebben, graag zien, zich aangetrokken voelen tot, leuk vinden
-
Greekαρέσει, αγαπώ
8.
-
Dutchplezierig, leuk, lollig, plezant (Flanders)
9.
-
Dutchleuk,nuttig,vlot
English translator: Dutch Greek leuk Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare