laat Dutch - Greek
1.
-
Dutchlaat maar, uitmaken
-
Greekδεν πειράζει
-
Dutchlaat maar
2.
-
Dutchzou/zouden (past tense of zullen)
3.
-
Dutchlaat, late
-
Greekαργά
-
Dutchlaat, late
-
Greekαργά
-
Dutchlaat, late
-
Greekαργά, αργοπορημένος
-
Dutchlaat
-
Greekαργά
4.
-
Dutchte laat
5.
-
Dutchlaat me met rust
-
Greekqualifierelelel
-
Dutchlaat me met rust
-
Greekqualifierelelel
6.
7.
-
Dutchtingieter
8.
-
Dutchbeurs
9.
-
Dutchoorzaakaanleiding
-
Greekαιτία
10.
-
Dutchleef en laat leven
11.
-
Dutchverlaten, achterlaten
-
Greekαφήνω
-
Dutchweggaan, vertrekken
-
Greekφεύγω
-
Dutchcheckover zijn, checkoverblijven, checklaten
12.
-
Dutchhorige, laat, lijfeigene, serf
-
Greekδουλοπάροικος
13.
-
Dutchvroeg of laat
-
Greekαργά ή γρήγορα
-
Dutchvroeg of laat
-
Greekαργά ή γρήγορα
14.
English translator: Dutch Greek laat Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare