etmek Dutch - Esperanto
1.
-
Dutchrebelleren, opstaan
-
Esperantoribeli
2.
-
Dutchaanvaarden, accepteren
3.
-
Esperantogluti, engluti
-
Dutchslikken
4.
-
Dutchgenezen, helen
5.
-
Dutchmartelen, folteren
-
Esperantotorturi
6.
-
Dutchrijpen, volwassen worden
7.
-
Dutchontwikkelen
8.
-
Dutchontslag nemen
-
Esperantorezigni
9.
-
Dutchschertsen
10.
11.
-
Dutchbeschermen
-
Dutchbewaren, in stand houden
12.
-
Dutchoverzien, overschouwen
-
Dutchtoezien op, toezicht houden op, een oog(je) houden op
-
Dutchbekijken, toezien op
13.
14.
15.
-
Dutchverdergaan, voortzetten, doorgaan
-
Esperantopluigi, daŭrigi
-
Dutchverdergaan, voortzetten, herbeginnen
-
Esperantokontinui
16.
-
Dutchverzekeren, afzekeren, beveiligen
-
Dutchverzekeren
17.
-
Dutchontcijferen
18.
-
Dutchopgeven, prijsgeven, overgeven
19.
20.
-
Dutchverhoren, ondervragen, interrogeren
-
Esperantoneeded
21.
-
Dutchcheckstraffen, checkveroordelen
22.
-
Dutchannexeren, inlijven
-
Esperantoaneksi
23.
-
Dutchsamenwonen met
24.
25.
-
Dutchcomplimenteren, een compliment geven
26.
-
Dutchopscheppen
27.
-
Dutchadviseren, raadgeven, advies geven
28.
-
Dutchaanbieden, presenteren, vertonen, voorstellen
-
Esperantoneeded
29.
-
Dutchvechten, worstelen, qualifiernl
-
Esperantolukti
30.
31.
-
Dutchoverplaatsen, verplaatsen
-
Dutchcheckoverbrengen
32.
-
Esperantoneeded
33.
-
Dutchverzekeren
-
Esperantoasekuri
34.
-
Dutchzich beijveren, proberen, nastreven
35.
-
Dutchstimuleren, prikkelen
36.
-
Dutchbevestigen, vaststellen
37.
-
Dutchglimlachen, smuilen
-
Esperantorideti
38.
-
Dutchchanten, zingen
39.
-
Dutchin stand houden
40.
-
Dutcherkennen
41.
-
Dutchaansporen, aanporren, manen
42.
-
Dutchvergeven, kwijtschelden, ontheffen, ontslaan van een verplichting
43.
-
Dutchcreëren, scheppen, maken
-
Esperantokrei
44.
-
Dutchzweren, een eed afleggen
-
Esperantoĵuri
-
Dutchvloeken, schelden
-
Esperantosakri, parolaĉi
45.
-
Dutchafraffelen
46.
-
Dutchontkennen
47.
-
Dutchuitgaan, vertrekken
48.
-
Dutchverkrachten
49.
-
Dutchafzonderen
50.
-
Dutchplagen, belachelijk maken
51.
-
Dutchuitroeien
52.
-
Esperantopreferi, pliŝati
53.
-
Dutchapplaudisseren
54.
-
Dutchuitgeven, uitdelen, verdelen
55.
56.
-
Esperantokoketi, flirti
57.
-
Dutchvergoeden
58.
-
Dutchaanwijzen
59.
-
Dutchherhalen, wederhalen, herdoen, herzeggen
-
Esperantoripeti
60.
-
Dutchrechtvaardigen
61.
62.
-
Dutchontbijten
-
Esperantomatenmanĝi
63.
-
Dutchredetwisten
64.
-
Dutchvermanen
65.
-
Dutchknipogen
66.
-
Dutchvolharden
67.
-
Dutchopgeven, loslaten
-
Dutchopgeven, loslaten, verzaken (ann)
68.
-
Dutchblijven bij, volhouden, met klem beweren, erop staan, aandringen
-
Esperantoinsisti
69.
-
Dutchuitrusten
70.
-
Dutchsplijten
71.
-
Dutchdanken
72.
-
Esperantoripari
73.
-
Dutchkleineren, denigreren
74.
-
Dutchgaranderen
75.
-
Dutchaanhalen, citeren
-
Esperantociti
-
Dutcheen bestek opmaken, een (prijs)offerte doen
76.
-
Dutchinprenten
77.
-
Dutchonderscheiden
78.
-
Dutchbesturen, beheersen (in modern usage also
-
Esperantoneeded
79.
80.
-
Dutchondersteunen, aanbevelen, goedkeuren, bevestigen
81.
-
Dutchgenoegen nemen
82.
-
Dutchbegrijpen, bevatten
83.
-
Dutchdanken
84.
-
Dutchvloeken
85.
-
Dutchveranderen, aanpassen
-
Esperantoŝanĝi
86.
-
Dutchdoorgaan, verdergaan
87.
-
Dutchkwellen
88.
-
Dutchsplijten
89.
90.
-
Dutchinbouwen, inlijven
91.
-
Dutchbinnenvallen
-
Esperantoinvadi
92.
-
Esperantoneeded
93.
-
Dutchaanvullen, volmaken
94.
-
Dutchaanraden, aanbevelen
95.
-
Dutchveroordelen, vonnissen
-
Esperantoneeded
96.
97.
98.
-
Dutchbogen
99.
100.
-
Dutchuitzetten, deporteren
101.
-
Dutchbabbelen
102.
103.
-
Dutchaanwijzen, aanduiden, wijzen op
-
Esperantomontri
104.
-
Dutchzich
105.
-
Dutchloslaten
106.
-
Dutchoverwinnen, verslaan
107.
108.
109.
-
Dutchbeoordelen, evalueren
-
Dutchbelasten
110.
-
Dutchverlagen, reduceren, verminderen, verlichten (pijn)
111.
-
Dutchnalaten, verzaken
112.
-
Dutchcompenseren
113.
-
Dutchimpliceren, inhouden
114.
-
Dutchrepareren, herstellen
115.
116.
-
Dutchoverdrijven
117.
-
Dutchuitspreken
-
Esperantoprononci, elparoli
118.
-
Dutchplunderen
119.
-
Dutchaanhouden, arresteren, in hechtenis nemen, oppakken, vatten
-
Esperantocheckaresti
120.
-
Dutchverslaan, overwinnen
-
Esperantovenki
121.
122.
-
Dutchpercoleren, filteren, filtreren
-
Esperantotraguti
123.
-
Dutchvoorstellen
-
Dutchten huwelijk vragen
-
Esperantocheckproponi
124.
-
Dutchaanwijzen
125.
-
Dutchuitstellen
126.
127.
128.
-
Dutchcheckonderdrukken
129.
-
Dutchin beroep gaan, in hoger beroep gaan
130.
-
Dutchin de watten leggen, verwennen, koesteren
-
Esperantocedi al
131.
-
Dutchoverleggen, discussiëren, debatteren, bediscussiëren, bepraten, bespreken
-
Esperantodiskuti, priparoli
132.
-
Dutchbeschamen, in verlegenheid brengen, van zijn stuk brengen
133.
-
Dutchopzij zetten
134.
-
Dutchontlokken, oproepen
135.
136.
-
Dutchdoorsturen, forwarden
137.
-
Esperantoneeded
138.
-
Dutchruilen
-
Esperantointerŝanĝi
139.
-
Dutchbemoedigen, aanmoedigen
-
Esperantokuraĝigi
-
Dutchaanmoedigen
-
Esperantokuraĝigi, instigi
140.
-
Esperantokvotigi
141.
-
Dutchachterlaten, in de steek laten, verlaten, begeven qualifier
-
Esperantoforlasi, postlasi
142.
-
Dutchhandhaven
143.
-
Dutchbeweren
144.
-
Dutchversterken, vergroten, verhogen
145.
-
Dutchafkorten, verkorten, inkorten
-
Esperantomallongigi
146.
-
Dutchrembourseren, vergoeden
-
Esperantorepagi
147.
-
Dutchcheckaanbidden
148.
-
Dutchcheckinvoegen, checkbijvoegen
-
Esperantocheckinkluzivi, checkenhavi
149.
150.
-
Dutchvertalen, qualifiernl
-
Esperantotraduki
151.
-
Dutchsnellen, hollen
152.
-
Esperantoantaŭenigi, antaŭenpuŝi, antaŭenmovi
-
Esperantoplialtigi
153.
-
Dutchdeporteren
-
Esperantoforpeli
154.
-
Dutchwagen
155.
-
Dutchuiteenzetten, schilderen
156.
157.
-
Dutchgaranderen
158.
-
Dutchweglaten
159.
-
Dutchverdienen
160.
-
Dutchverafschuwen, walgen van, gruwen van
-
Esperantoabomeni
161.
-
Dutchmitigeren, verzachten
162.
-
Dutchverkennen, exploreren, op/een ontdekkingsreis gaan naar/maken in
-
Dutchverkennen, exploreren
-
Dutchdiagnosticeren
163.
-
Dutchbeknibbelen
164.
165.
-
Dutchpiesen, qualifiernl
-
Esperantopisi, urini
166.
-
Dutchonderbrengen, plaatsen in
167.
-
Dutchcastreren
168.
-
Dutchnaar/op waarde schatten, waarderen
169.
-
Esperantorekonstruo
170.
-
Dutchimmigreren
171.
-
Dutchsynchroniseren
172.
-
Dutchherstellen
-
Esperantoripari
173.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Esperantopreni, havigi, akiri
174.
175.
-
Dutchtrekken, op trektocht gaan, rondtrekken, reizen, rondreizen
176.
-
Dutchbezoeken, opzoeken
-
Esperantoviziti
177.
-
Dutchverdoven, verdwazen
178.
179.
-
Dutchverbeteren
180.
-
Dutchfeliciteren, gelukwensen
-
Esperantogratuli
181.
-
Dutchrondhangen, verblijven
-
Esperantoloĝi
182.
-
Dutchplunderen, brandschatten
-
Dutchplunderen, roven
183.
184.
-
Esperantokarakterizi
185.
-
Dutcheen fout maken, in de fout gaan
-
Esperantocheckerari
186.
-
Dutchdoorgeven
187.
-
Dutchopslaan, bewaren
-
Esperantoŝpari
188.
189.
190.
-
Dutchuitnodigen, nodigen, (formal) inviteren, (archaic) laden
-
Esperantoinviti
191.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Esperantopreni, havigi, akiri
192.
-
Dutchpronken
193.
-
Dutchkritiseren, bekritiseren, afkeuren, hekelen
-
Esperantokritiki
194.
-
Dutchvoldoen, voldoende
-
Esperantokontentigi
195.
-
Esperantorapidi
196.
197.
-
Esperantoneeded
198.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Esperantopreni, havigi, akiri
199.
-
Dutchlklanten lokken verhandelen, sjacheren, werven,
200.
-
Dutchsamenstellen, bij elkaar flansen
201.
-
Dutchbesnijden
-
Esperantocirkumcidi
202.
-
Dutchbalsemen
203.
-
Dutcherop volgen, daarop volgen
-
Esperantorezulti, sekvi
204.
-
Dutchdoorsturen, forwarden
205.
-
Dutchdoorgaan
206.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Esperantopreni, havigi, akiri
207.
-
Dutchbesturen, beheersen (in modern usage also
-
Esperantoregi
208.
-
Dutchmarineren
209.
-
Dutchverwoesten
210.
-
Dutchveranderen, aanpassen
-
Esperantoŝanĝi
211.
-
Dutchgenadig toestaan
212.
-
Dutchtegenspreken, weerleggen, loochenen,
-
Esperantokontraŭdiri
English translator: Dutch Esperanto etmek Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare