spelen Dutch - Swedish
1.
-
Dutchschaakmat spelen
2.
-
Dutcheen solo spelen
3.
-
Dutchvals spelen, bedriegen
-
Swedishfuska, svindla, bedra, lura, fiffla
4.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
5.
-
Dutchspelen
-
Swedishleka
-
Dutchspelen, bespelen
-
Swedishspela
-
Dutchspelen
-
Swedishspela
-
Dutchspelen, meespelen
-
Swedishspela, lira qualifier
-
Dutchspelen, afspelen
-
Swedishspela, spela upp
6.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
7.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
8.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
9.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
English translator: Dutch Swedish spelen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare