spelen Dutch - Polish
1.
-
Dutchschaakmat spelen
2.
-
Dutcheen solo spelen
3.
-
Dutchvals spelen, bedriegen
-
Polishoszukiwać
4.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Polishgrać
5.
-
Dutchspelen
-
Polishgrać
-
Dutchspelen, bespelen
-
Polishgrać
-
Dutchspelen
-
Polishgrać
-
Dutchspelen, meespelen
-
Polishcheckgrać
-
Dutchspelen, afspelen
-
Polishgrać, odtwarzać, puścić
6.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Polishgrać
7.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Polishgrać
8.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Polishgrać
9.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Polishgrać
English translator: Dutch Polish spelen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare