weten Dutch - Slovene

1.

  • Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden

  • Slovenecheckučiti se, qualifiersl


2.

  • Dutchzeker, zeker weten, zonder twijfel

  • Slovenedefinitivno, zagotovo, nedvomno


3.


4.


5.

  • Dutchzeker, zeker weten


6.


7.

  • Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden

  • Slovenecheckučiti se, qualifiersl


8.


9.

  • Dutchnaïe, tegen beter weten in


10.

  • Dutchzeker, vast, zeker weten


11.

  • Dutchte weten, namelijk, ttz.





English translator: Dutch Slovene weten  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare