toegang Dutch - Norwegian

1.


2.

  • Dutchtoegang, toegangsweg, passage

  • Norwegian


  • Dutchtoegang, toegangsrecht, toelating

  • Norwegian


  • Dutchtoegang hebben (tot), bereiken, verkrijgen

  • Norwegian


  • Dutchtoegang hebben (tot)

  • Norwegianaksessere


3.


4.

  • Dutchtoelaten, binnenlaten, toegang verlenen

  • Norwegianslippe inn


5.

  • Dutchtoegang, toegangsweg, passage

  • Norwegian


  • Dutchtoegang, toegangsrecht, toelating

  • Norwegian


  • Dutchtoegang hebben (tot), bereiken, verkrijgen

  • Norwegian


  • Dutchtoegang hebben (tot)

  • Norwegianaksessere





English translator: Dutch Norwegian toegang  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare