buiten Dutch - Norwegian

1.


2.


3.


4.

  • Dutchoverschrijden, te buiten gaan, overstijgen


5.


6.

  • Dutchbuiten bedrij, buiten werking


7.


8.


9.


10.


11.


12.


13.


14.

  • Dutchvernietigen, buiten werking stellen


15.


16.


17.


18.


19.


20.


21.

  • Dutch(naar) boven komen, naar buiten komen, zich vertonen, zich voordoen, blijken


22.

  • Dutchbuiten gebruik, buiten werking

  • Norwegianlagt ned, nedlagt,


23.

  • Dutchuit het hoofd, van buiten

  • Norwegian


24.





English translator: Dutch Norwegian buiten  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare