buiten Dutch - German
1.
-
Dutchbuiten de kust
-
Germanoffshore
2.
-
Dutchnaar buiten gaan
-
Germanhinausgehen, qualifierde
3.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
4.
-
Dutchoverschrijden, te buiten gaan, overstijgen
-
Germanüberschreiten, hinausgehen über
5.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
6.
-
Dutchbuiten bedrij, buiten werking
-
Germanaußer Betrieb, kaputt
7.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
8.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
9.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
10.
-
Dutchbuitenkant
-
GermanAußenseite
-
Dutchbuitena
-
Dutchcheckbuitenste
-
Dutchbuiten
-
Germanaußerhalb, draußen
-
Dutchbuiten
-
Germanaußerhalb
11.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
12.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
13.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
14.
-
Dutchvernietigen, buiten werking stellen
-
Germanvernichten
15.
-
Dutchbuiten medeweten van
-
Germanohne Wissen
16.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
17.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
18.
-
Dutchplatteland
-
GermanEinödeWalachei
19.
-
Dutchbuiten proportioneel
20.
-
Dutchbuiten
-
Germanheraus qualifierdraußen
-
Dutchbuiten
21.
-
Dutch(naar) boven komen, naar buiten komen, zich vertonen, zich voordoen, blijken
-
Germanentstehend
22.
-
Dutchbuiten gebruik, buiten werking
-
Germanerloschen, gelöscht, lnicht ltot
23.
-
Dutchuit het hoofd, van buiten
-
Germanauswendig
24.
-
Dutchbuiten
-
Germanaußerhalb, außerhalb von
English translator: Dutch German buiten Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare