<>

stoppen Dutch - Bulgarian

1.


2.

  • Bulgarianспи́рам

  • Dutchstoppen, stilstaan, halthouden


  • Dutchstoppen, ophouden


  • Bulgarianспи́рам

  • Dutchaanhouden, stoppen


  • Bulgarianпрекратя́вам

  • Dutchstoppen, beëindigen, afbreken


  • Dutchverblijven, blijven, stoppen


  • Dutchlangsgaan, stoppen


3.


4.

  • Dutchstoppen, afbreken, onderbreken


5.

  • Bulgarianспи́рам

  • Dutchstoppen, stilstaan, halthouden


  • Dutchstoppen, ophouden


  • Bulgarianспи́рам

  • Dutchaanhouden, stoppen


  • Bulgarianпрекратя́вам

  • Dutchstoppen, beëindigen, afbreken


  • Dutchverblijven, blijven, stoppen


  • Dutchlangsgaan, stoppen


6.

  • Dutchknippen, stoppen


7.

  • Dutchdoen stoppen in een vroegtijdig stadiu, voortijdig afbreken


  • Dutchannuleren, aborteren, stoppen, afbreken


8.

  • Dutchknippen, stoppen


9.

  • Bulgarianспи́рам

  • Dutchstoppen, stilstaan, halthouden


  • Dutchstoppen, ophouden


  • Bulgarianспи́рам

  • Dutchaanhouden, stoppen


  • Bulgarianпрекратя́вам

  • Dutchstoppen, beëindigen, afbreken


  • Dutchverblijven, blijven, stoppen


  • Dutchlangsgaan, stoppen


10.

  • Bulgarianколеблив, заекващ

  • Dutchstoppen, onderbreken, stil houden


11.

  • Bulgarianзамрежвам, закърпвам

  • Dutchstoppen


12.

  • Dutchophouden met, stoppen (met), opgeven


13.

  • Dutchknippen, stoppen


14.

  • Bulgarianспирам, задържам

  • Dutchstoppen, stuiten


15.

  • Dutchstoppen, hinderen, stelpen


16.





English translator: Dutch Bulgarian stoppen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare