stop Dutch - Thai
1.
2.
-
Dutchbesturen
3.
-
Dutchgenoeg!
4.
-
Dutchstation, halte
-
Thaiสถานี
5.
6.
-
Dutchberm
7.
-
Dutchtramhalte
8.
-
Dutchhervatten, voortzetten
-
Thaineeded
9.
-
Dutchdoodgaan, sterven, overlijden
-
Thaiตาย
10.
-
Dutchontwaken, wakker worden
-
Dutchwekken, wakker maken
11.
-
Dutchstoppen, stilstaan, halthouden
-
Thaiหยุด
-
Dutchstoppen, ophouden
-
Dutchaanhouden, stoppen
-
Thaiหยุด
-
Dutchstoppen, beëindigen, afbreken
-
Dutchdeppen
-
Dutchverblijven, blijven, stoppen
-
Dutchlangsgaan, stoppen
-
Dutchhalte
-
Thaiป้ายรถเมล์
-
Dutchstop
-
Thaiหยุด
-
Dutchstopper
-
Dutchregister
12.
-
Dutchdoodgaan, sterven, overlijden
-
Thaiตาย
13.
-
Thaineeded
14.
-
Dutchstoppen, stilstaan, halthouden
-
Thaiหยุด
-
Dutchstoppen, ophouden
-
Dutchaanhouden, stoppen
-
Thaiหยุด
-
Dutchstoppen, beëindigen, afbreken
-
Dutchdeppen
-
Dutchverblijven, blijven, stoppen
-
Dutchlangsgaan, stoppen
-
Dutchhalte
-
Thaiป้ายรถเมล์
-
Dutchstop
-
Thaiหยุด
-
Dutchstopper
-
Dutchregister
15.
-
Dutchknippen, stoppen
16.
-
Dutchdoen stoppen in een vroegtijdig stadiu, voortijdig afbreken
-
Dutchannuleren, aborteren, stoppen, afbreken
-
Thaicheckยกเลิก
17.
-
Dutchpunt
-
Dutchstopcontact
18.
-
Dutchpit
19.
-
Dutchpunt
-
Dutchstopcontact
20.
-
Dutchpunt
-
Dutchstopcontact
21.
-
Dutchlaat me met rust
22.
-
Dutchzich opwekken, wakker worden
23.
-
Dutchmet
24.
-
Dutchwekken
25.
-
Dutchdoodgaan, sterven, overlijden
-
Thaiตาย
26.
-
Dutchknippen, stoppen
27.
-
Dutchstelpen
28.
-
Dutchzich
29.
-
Dutchonvermijdelijk
30.
-
Dutchopvullen, volstoppen, vullen
-
Dutchoververzadigen, volstoppen
31.
-
Dutchstoppen, stilstaan, halthouden
-
Thaiหยุด
-
Dutchstoppen, ophouden
-
Dutchaanhouden, stoppen
-
Thaiหยุด
-
Dutchstoppen, beëindigen, afbreken
-
Dutchdeppen
-
Dutchverblijven, blijven, stoppen
-
Dutchlangsgaan, stoppen
-
Dutchhalte
-
Thaiป้ายรถเมล์
-
Dutchstop
-
Thaiหยุด
-
Dutchstopper
-
Dutchregister
32.
33.
-
Dutchverblijf
34.
-
Dutchstopbord
35.
-
Dutchloonstop, salarisstop
36.
37.
-
Dutchintrekken
38.
-
Dutchtegenhouden
39.
-
Dutchhaak
40.
-
Dutchophouden met, stoppen (met), opgeven
-
Thaineeded
41.
42.
-
Dutchstopprop
43.
-
Dutchknippen, stoppen
44.
-
Dutchmuilband
45.
-
Dutchcheckliften, qualifiernl
-
Thaiโบกรถ
46.
-
Dutchzwijgen, stilvallen
-
Dutchhou je kop, kop dicht, hou je smoel, hou je bek
-
Thaiหุบปาก
-
Dutchga weg!, dat meen je niet!, nooit!
-
Dutchcheckophouden, checkmond houden, checkbek dicht, checkklep dicht, checkhou je muil
47.
-
Dutchqualifiernl
48.
49.
50.
-
Dutchafspeellijst
51.
-
Dutchbushalte
52.
-
Dutchblijven steken
53.
-
Dutchstoppen, hinderen, stelpen
54.
-
Dutchkurk, stop, stopsel
-
Thaiก๊อก
55.
-
Dutchpauze
56.
-
Dutchkornet
57.
-
Dutchbusstation
English translator: Dutch Thai stop Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare