komen Dutch - Swedish
1.
-
Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden
-
Swedishfå reda på
-
Swedishqualifiersv
2.
-
Dutchbedragen, komen op, uitkomen op
3.
-
Dutchgroeten,tegemoet komen
4.
-
Dutcher vanaf komen
-
Swedishkomma undan
5.
-
Dutchklaarkomen, komen
-
Swedishkomma
6.
-
Dutchbemind maken, in het gevlei komen
-
Swedishställa sig in
7.
-
Dutchuitvogelen, er achter komen, ontcijferen, doorhebben
8.
-
Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden
-
Swedishfå reda på
-
Swedishqualifiersv
9.
-
Dutchin een versnelling komen, schakelen
10.
-
Dutchopduiken, boven water komen, aan de oppervlakte brengen
11.
-
Dutchcompetent, in
12.
-
Dutchrebelleren, in opstand komen
-
Swedishrevoltera, göra uppror
13.
-
Dutchkomen
-
Swedishsagga, spruta
14.
-
Dutchin een versnelling komen, schakelen
15.
-
Dutchkomen
-
Swedishkomma
-
Dutchkomen
-
Dutchklaarkomen
16.
-
Dutchkomen
-
Swedishkomma
-
Dutchkomen
-
Dutchklaarkomen
17.
-
Dutchuit het ei komen
-
Swedishkläcka
18.
-
Dutchopduiken, te voorschijn komen
19.
-
Dutch(naar) boven komen, naar buiten komen, zich vertonen, zich voordoen, blijken
20.
-
Dutchgebeuren, tot stand komen,
English translator: Dutch Swedish komen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare