komen Dutch - French
1.
-
Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden
-
Frenchapprendre
2.
-
Dutchbedragen, komen op, uitkomen op
-
Frenchmonter
3.
-
Dutchgroeten,tegemoet komen
4.
-
Dutcher vanaf komen
5.
-
Dutchklaarkomen, komen
-
Frenchvenir, juter, éjaculer, jouir
6.
-
Dutchbemind maken, in het gevlei komen
-
Frenchse faire aimer
7.
-
Dutchuitvogelen, er achter komen, ontcijferen, doorhebben
-
Frenchcerner
8.
-
Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden
-
Frenchapprendre
9.
-
Dutchin een versnelling komen, schakelen
-
Frenchpasser ses vitesses
10.
-
Dutchopduiken, boven water komen, aan de oppervlakte brengen
-
Frenchfaire surface
11.
-
Dutchcompetent, in
-
Frenchhabilité
12.
-
Dutchrebelleren, in opstand komen
-
Frenchrévolter
13.
-
Dutchkomen
14.
-
Dutchin een versnelling komen, schakelen
-
Frenchpasser ses vitesses
15.
-
Dutchkomen
-
Frenchvenir
-
Dutchkomen
-
Dutchklaarkomen
-
Frenchjouir, venir
16.
-
Dutchkomen
-
Frenchvenir
-
Dutchkomen
-
Dutchklaarkomen
-
Frenchjouir, venir
17.
-
Dutchuit het ei komen
-
Frenchéclore, naître, sortir de l'œu
18.
-
Dutchopduiken, te voorschijn komen
-
Frenchse pointer
19.
-
Dutch(naar) boven komen, naar buiten komen, zich vertonen, zich voordoen, blijken
-
Frenchémergent
20.
-
Dutchgebeuren, tot stand komen,
-
Frenchse passer
English translator: Dutch French komen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare