opgeven Dutch - Spanish

1.

  • Dutchopgeven, prijsgeven, overgeven

  • Spanishceder, rendir


2.

  • Dutchhet laten afweten, het opgeven


3.


4.

  • Dutchhet laten afweten, het opgeven


5.


6.

  • Dutchhet laten afweten, het opgeven


7.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van

  • Spanishrenunciar


  • Dutchopgeven, loslaten


  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken (ann)

  • Spanishdesistir

  • Spanishcheckrenunciar a, checkabandonar, checksoltar


8.

  • Dutchverraden, afvallig zijn, opgeven


9.

  • Dutchophouden met, stoppen (met), opgeven

  • Spanishdejar, parar


10.

  • Dutchverlaten, opgeven


  • Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken

  • Spanishdispensar


  • Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken


11.

  • Dutchopgeven, prijsgeven

  • Spanishrenunciar, suspender


12.


13.

  • Dutchbegraven, opgeven


14.

  • Dutchaftreden, uit de weg gaan, opgeven





English translator: Dutch Spanish opgeven  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare