nemen Dutch - Slovene

1.

  • Dutchconfisqueren, in beslag nemen


2.


3.

  • Dutchabsorberen, (in zich) opnemen


  • Dutchverdiepen, bezighouden, in beslag nemen


  • Dutchabsorberen, in zich opnemen, intrekken


  • Dutchin last nemen, overnemen


4.

  • Dutchvingerafdrukken nemen/maken


5.

  • Dutchnoteren, opschrijven, neerpennen, nota nemen


6.

  • Dutchzich ergeren (reflexive), aanstoot nemen


7.


8.

  • Dutchin acht nemen, overwegen, bedenken


  • Dutchnemen, aannemen, beschouwen


  • Dutchbeschouwen, checkin aanschouw nemen attention


9.


10.


11.

  • Dutchnemen, krabben


12.


13.

  • Dutchwreken, wraak nemen


14.

  • Dutchtrouwen in het huwelijk treden tot man nemen, tot vrouw nemen


  • Dutchverdedigen, aannemen, ondersteunen


15.

  • Dutchbedriegen, in de maling nemen


16.

  • Dutcharrest


  • Dutchaanhouden, arresteren, in hechtenis nemen, oppakken, vatten

  • Slovenearetirati


17.


18.

  • Dutchrisico nemen, riskeren

  • Slovenetvegati


  • Dutchrisico nemen, riskeren

  • Slovenetvegati


  • Dutchrisico nemen, riskeren

  • Slovenetvegati

  • Dutchcheckriskeren, checkwagen


19.


20.


21.


22.


23.

  • Dutchtot zich nemen, nuttigen, drinken


  • Dutchtot zich nemen, opnemen


24.

  • Dutchrisico nemen, riskeren

  • Slovenetvegati


  • Dutchrisico nemen, riskeren

  • Slovenetvegati


  • Dutchrisico nemen, riskeren

  • Slovenetvegati

  • Dutchcheckriskeren, checkwagen


25.


26.

  • Dutchnoteren, opschrijven, neerpennen, nota nemen


27.





English translator: Dutch Slovene nemen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare