verminderen Dutch - Norwegian

1.

  • Dutchverkleinen, verminderen


2.

  • Dutchverminderen, verlagen

  • Norwegianredusere


  • Dutchcheckverminderen, checkreduceren


3.

  • Dutchsnijden in, verminderen


4.

  • Dutchsnijden in, verminderen


5.

  • Dutchsnijden in, verminderen


6.


7.

  • Dutchafknagen, verminderen


8.

  • Dutchverlagen, reduceren, verminderen, verlichten (pijn)

  • Norwegianforringe


  • Dutchafnemen, verminderen, verzwakken, luwen, bedaren

  • Norwegianforminske, avta, minke, løye qualifier


  • Dutchaftrekken, overslaan, verminderen, weglaten


9.

  • Dutchuitputten, verminderen





English translator: Dutch Norwegian verminderen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare