<>

verminderen Dutch - German

1.

  • Dutchverkleinen, verminderen

  • Germanvermindern, verkleinern, reduzieren, verringern


2.

  • Dutchverminderen, verlagen

  • Germanreduzieren, herabsetzen


  • Dutchcheckverminderen, checkreduceren

  • Germancheckvermindern, checkreduzieren


3.


4.


5.


6.


7.


8.

  • Dutchverlagen, reduceren, verminderen, verlichten (pijn)

  • Germanverringern, mindern, abmindern, vermindern


  • Dutchafnemen, verminderen, verzwakken, luwen, bedaren

  • Germannachlassen, legenschwächen, abschwächen, vermindern,


  • Dutchaftrekken, overslaan, verminderen, weglaten

  • Germanabziehen, reduzieren, weglassen


9.

  • Dutchuitputten, verminderen

  • Germanerschöpfen, dezimieren





English translator: Dutch German verminderen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare