abandonar Dutch - Norwegian

1.


2.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van

  • Norwegiangi opp


  • Dutchopgeven, loslaten

  • Norwegianå gi opp


  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken (ann)


3.


4.

  • Dutchopgeven, prijsgeven

  • Norwegianoppgi, skrinlegge


  • Dutchachterlaten, in de steek laten, verlaten, begeven qualifier

  • Norwegianforlate


  • Dutchverwerpen, afwijzen, verbannen

  • Norwegianforvise


5.


6.

  • Dutchverlaten, achterlaten

  • Norwegianforlate


7.

  • Dutchlaten voorbijgaan, passen





English translator: Dutch Norwegian abandonar  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare