spielen Dutch - Italian
1.
-
Dutcheen solo spelen
-
Italianfare un assolo
2.
-
Dutchsamentrekken
-
Italiancontrarre
3.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Italianfare
-
Dutchgedragen, optreden
-
Italianfare, comportarsi
4.
-
Dutchspelen
-
Italiangiocare
-
Dutchspelen, bespelen
-
Italiansuonare
-
Dutchspelen
-
Dutchoptreden
-
Italianrecitare
-
Dutchspelen, meespelen
-
Italiangiocare
-
Dutchspelen, afspelen
-
Italianriproduci
5.
-
Dutchgokken
-
Italianscommettere
-
Dutchgokken, kansspelen bedrijven
6.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Italianfare
-
Dutchgedragen, optreden
-
Italianfare, comportarsi
7.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Italianfare
-
Dutchgedragen, optreden
-
Italianfare, comportarsi
8.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Italianfare
-
Dutchgedragen, optreden
-
Italianfare, comportarsi
9.
-
Italianfare il buffone
10.
-
Dutchvalsspelen
-
Italianimbrogliare
11.
-
Dutchoptreden (on stage), spelen (general), opvoeren (on stage), acteren (general), toneelspelen (on stage)
-
Italianfare
-
Dutchgedragen, optreden
-
Italianfare, comportarsi
English translator: Dutch Italian spielen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare