a face Dutch - Irish
1.
-
Dutchoog in oog
-
Irishaghaidh ar aghaidh
-
Dutchoog in oog
-
Irishaghaidh ar aghaidh
2.
-
Dutchmasseren
3.
-
Dutchcheckscheppen
4.
-
Dutchtegenover
5.
-
Dutchemotieloos, zonder uitdrukking
6.
-
Dutchhandbewerken
7.
8.
-
Dutchin beroep gaan, in hoger beroep gaan
-
Irishachomharc
9.
-
Dutchvan een mug een olifant maken, (Flanders also) van een muis een olifant maken
10.
-
Dutchverwarren, door mekaar mengen
11.
-
Dutchrukken, aftrekken
-
Dutchrukken, aftrekken
English translator: Dutch Irish a face Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare