a face Dutch - Czech
1.
-
Czechtváří v tvář
-
Dutchoog in oog
-
Czechtváří v tvář
-
Dutchoog in oog
2.
-
Dutchmasseren
3.
-
Dutchcheckscheppen
4.
-
Czechnaproti qualifier
-
Dutchtegenover
5.
-
Dutchemotieloos, zonder uitdrukking
6.
-
Dutchhandbewerken
7.
-
Czechobíhat
8.
9.
-
Czechodvolat
-
Dutchin beroep gaan, in hoger beroep gaan
10.
-
Dutchvan een mug een olifant maken, (Flanders also) van een muis een olifant maken
11.
-
Dutchverwarren, door mekaar mengen
12.
-
Czechvyhonit si
-
Dutchrukken, aftrekken
-
Czechvyhonit si
-
Dutchrukken, aftrekken
English translator: Dutch Czech a face Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare