<>

noodzakelijk Dutch - German

1.

  • Dutchessentieel, onontbeerlijk, wezenlijk, noodzakelijk, nodig

  • Germanessenziell, notwendig


2.

  • Dutchvereist, noodzakelijk, onmisbaar

  • Germanerforderlich, notwendig


3.

  • Dutchnoodzaken, noodzakelijk maken

  • Germanerfordern, zwingen


4.

  • Dutchnodig, noodzakelijk

  • Germannötig, notwendig, erforderlich


5.

  • Dutchnoodzakelijk

  • Germanessenziell, essentiell, notwendig, unverzichtbar, wesentlich


6.

  • Dutchnodig, noodzakelijk, noodzakelijkerwijs

  • Germannotwendigerweise, qualifierde





English translator: Dutch German noodzakelijk  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare