noodzakelijk Dutch - French
1.
-
Dutchessentieel, onontbeerlijk, wezenlijk, noodzakelijk, nodig
2.
-
Dutchvereist, noodzakelijk, onmisbaar
3.
-
Dutchnoodzaken, noodzakelijk maken
-
Frenchnécessiter, rendre nécessaire
4.
-
Dutchnodig, noodzakelijk
-
Frenchnécessaire
5.
-
Dutchnoodzakelijk
-
Frenchimpérati, essentiel, indispensable
6.
-
Dutchnodig, noodzakelijk, noodzakelijkerwijs
-
Frenchabsolument, nécessairement
English translator: Dutch French noodzakelijk Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare