grijpen Dutch - German
1.
-
Dutchgrijpen
2.
-
Dutchsnappen, begrijpen
-
Germanverstehen, begreifen
-
Dutchgrijpen
3.
4.
-
Dutchvatten, grijpen
5.
-
Dutchgrijpen, vangen, pakken
-
Germanergreifen, fassen
-
Dutchgrijpen, aangrijpen
6.
-
Dutchgrijpen
-
Germanfesthalten, greifen
7.
-
Dutchplukken, grabbelen, grijpen, rukken
-
Germanpflücken, abrupfen
8.
-
Dutchgrijpen, vastpakken
-
Germangreifen, erfassen
-
Dutchbegrijpen, snappen
-
Germanbegreifen, verstehen, erfassen
9.
-
Dutchprofiteren, grijpen
-
Germanausnutzen
English translator: Dutch German grijpen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare