duidelijk Dutch - German
1.
-
Dutchblijkbaar, duidelijk
-
Germanoffensichtlich, offenbar
2.
-
Dutchduidelijk maken, te kennen geven
3.
-
Dutchduidelijk, klaar, efficiënt
-
Germanklar, effektiv
4.
-
Dutchduidelijk, helder, limpide, begrijpelijk
-
Germanklar, durchsichtig
5.
-
Dutchduidelijk
-
Germaneindeutig, deutlich
-
Dutchverduidelijken, verklaren
-
Germanklären, aufklären, abklären, ausräumen
6.
-
Germanhell, klar, leuchtend, transparent, transluzent, licht,
7.
-
Dutchduidelijk
-
Germanklar, deutlich
8.
-
Dutchduidelijk, klaarblijkelijk
-
Germanoffensichtlich
9.
-
Dutchevident, klaar, duidelijk
-
Germanoffensichtlich
-
Dutchogenschijnlijk, klaar, duidelijk
-
Germanoffensichtlich
10.
-
Dutchduidelijk, begrijpelijk, klaar
11.
-
Germandisparat, verschieden, ungleich, ungleichartig
12.
-
Dutchverwarrend, niet duidelijk, chaotisch
-
Germanverwirrend, durcheinander
English translator: Dutch German duidelijk Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare