duidelijk Dutch - Danish
1.
-
Danishåbenbart
-
Dutchblijkbaar, duidelijk
2.
-
Dutchduidelijk maken, te kennen geven
3.
-
Dutchduidelijk, klaar, efficiënt
4.
-
Dutchduidelijk, helder, limpide, begrijpelijk
5.
6.
-
Danishtydelig, evident, indlysende, klart
-
Dutchduidelijk
7.
-
Dutchduidelijk, klaarblijkelijk
8.
-
Dutchevident, klaar, duidelijk
-
Dutchogenschijnlijk, klaar, duidelijk
9.
-
Dutchduidelijk, begrijpelijk, klaar
10.
11.
-
Dutchverwarrend, niet duidelijk, chaotisch
English translator: Dutch Danish duidelijk Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare