<>

verlegen Dutch - Georgian

1.

  • Dutchverlegen maken, in verlegenheid brengen


2.

  • Dutchangstig, schuw, verlegen,


3.


4.


5.

  • Dutchverlegen, timide


6.


7.


8.

  • Dutchschuchter, bedeesd, schroomvallig, timide, verlegen


  • Dutchverlegen, beschroomd, bedeesd

  • Dutchcheckverlegen, checkschuchter, checkschuchtere, checkgegeneerd, checkgegeneerde


9.

  • Dutchbeschaamd, verlegen, beteuterd, in verlegenheid, op zijn neus kijkend





English translator: Dutch Georgian verlegen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare