verbinden Dutch - French
1.
-
Dutchverbinden, linken qualifier
-
Frenchrelier, lier
2.
-
Dutchzich verenigen
3.
-
Dutchaaneenschakelen, aaneenrijgen
-
Frenchenchaîner, concaténer
4.
-
Dutchlid worden van, toetreden
-
Frenchjoindre
-
Frenchcheckrejoindre
5.
-
Dutchcombineren
-
Frenchcombiner
6.
-
Dutchsamenvoegen, verbinden
-
Frenchamalgamer, confondre
7.
-
Dutchverbinden
-
Frenchaccoupler, connecter
-
Dutchaansluiten, verbinden
8.
-
Dutchverbinden, samenvoegen
9.
-
Dutchverbinden, linken qualifier
-
Frenchrelier, lier
10.
-
Dutchaansluiten
11.
-
Dutchtrouwen, huwen, zich in de echt verbinden
-
Frenchêtre marié
-
Dutchtrouwen, huwen, in de echt verbinden
-
Frenchmarier
12.
-
Dutchelideren, verbinden
-
Dutchsamenvoegen, verbinden
-
Frenchamalgamer, confondre
13.
-
Dutchzich verenigen
14.
-
Frenchbander les yeux
15.
-
Dutchveralgemenen, verenigen
-
Frenchgénéraliser, rejoindre, colliger
16.
-
Dutchzich verenigen
English translator: Dutch French verbinden Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare