antaa Dutch - Danish
1.
2.
3.
-
Dutchopgeven, prijsgeven, overgeven
4.
-
Dutchtoevertrouwen
5.
6.
-
Dutchopgeven
7.
-
Dutchpromoveren
8.
-
Dutchtoewijzen
9.
-
Danishgive
-
Dutchgeven, overhandigen
-
Danishgive efter
10.
-
Dutchvergeven, absolveren
11.
-
Dutchuitgeven, uitdelen, verdelen
12.
13.
-
Dutchnooit opgeven!, geef niet op!
14.
-
Dutchbillenkoek
15.
-
Dutchkom op, ko, kom aan
16.
17.
-
Dutchuitbetalen
18.
-
Dutcheen
19.
20.
-
Dutchkotsen
21.
22.
-
Dutchbelonen, verlenen, afstaan
23.
-
Danishtillade, lade
-
Dutchlaten, toestaan
24.
-
Dutchvoorschieten
25.
-
Dutchtoekennen, schenken
26.
-
Dutchleef en laat leven
27.
-
Dutchdoen vermoeden, suggereren
28.
-
Dutchovergeven
29.
-
Dutchuitsluiten, uitzonderen
30.
-
Danishværdsætte,
-
Dutchwaarderen, appreciëren, dankbaar zijn voor
31.
-
Dutchbewegen
-
Dutchtoegeven, meegaan
32.
33.
-
Dutchvergeven
34.
-
Dutchonderbrengen
35.
-
Dutchbeantwoorden
36.
-
Dutchgoedkeuren
37.
-
Dutchbijnamen
38.
-
Danishslippe, give slip på
-
Dutchloslaten
39.
-
Danishtilgive, forlade
-
Dutchvergeven
40.
41.
-
Dutchtoegeven
42.
-
Dutchcheckinleveren
43.
-
Dutchtoeschrijven, toedenken
English translator: Dutch Danish antaa Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare