aanbevelen Dutch - Danish

1.


2.


3.

  • Dutchondersteunen, aanbevelen, goedkeuren, bevestigen


4.

  • Danishanbefale

  • Dutchaanraden, aanbevelen


  • Dutchaanbevelen, voordragen


  • Dutchaanraden, aanbevelen, adviseren


  • Dutchbevelen in ... (van ...), aanbevelen, overdragen aan





English translator: Dutch Danish aanbevelen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare