spreken Dutch - Spanish

1.


2.

  • Dutchcheckbrommen, checkeentonig spreken


3.

  • Dutchpraten, spreken, overleggen

  • Spanishhablar, conversar


4.


5.

  • Dutch(bij) manier van spreken, (bij) wijze van spreken, stijlfiguur

  • Spanishfigura retórica


6.

  • Dutchkwaad spreken,bekladden


7.


8.


9.


10.


11.

  • Dutchcheckuitweiden, checkbreedvoerig spreken





English translator: Dutch Spanish spreken  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare