aanvangen Dutch - Spanish
1.
-
Dutchbeginnen, starten, aanvangen
-
Spanishempezar, comenzar
-
Dutchstarten, beginnen, aanvangen
-
Dutchcheckstarten, checkbeginnen, checkaanvangen
2.
-
Dutchbeginnen, starten, aanvangen, initiëren
3.
-
Dutchbeginnen, aanvangen
-
Spanishcomenzar, iniciar, empezar
4.
-
Dutchaanvangen
-
Spanishcomenzar, empezar, iniciar, principiar
English translator: Dutch Spanish aanvangen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare