passe Dutch - Slovene
1.
-
Dutchwachtwoord
-
Slovenegeslo
-
Dutchwachtwoord
-
Slovenegeslo
2.
-
Dutchde tijd vliegt
3.
4.
-
Dutchkijken
-
Slovenegledati
-
Dutchcheckbekijken, checkkijken naar, checkopletten
-
Slovenegledati, opazovati
-
Dutchcheckzorgen voor, checkopletten
-
Dutchopletten, uitkijken
5.
-
Dutchpassage
-
Sloveneprehod, prelaz
-
Sloveneprepustnica
-
Dutchovergaan
-
Slovenepreiti
-
Dutchvoorbijgaan
-
Sloveneminiti
-
Dutchvoorbijgaan
6.
7.
-
Dutchkabelwartel
8.
-
Dutchtijdverdrijf, hobbyontspanning
9.
-
Dutchin het nauw
10.
-
Dutchthuishoren, horen
11.
-
Dutchvingervlugheid
12.
-
Dutchhachelijke situatie
13.
-
Dutchovereenstemmen
14.
-
Dutchtot ziens, doei, dag, houdoe
-
Sloveneadíjo, čáo qualifier
15.
-
Dutchloper
16.
-
Dutchvoorbij
17.
-
Dutchvoorbijgaand, verstrijkend
-
Dutchneeded
18.
-
Dutchbivakmuts
19.
-
Dutchzozo
20.
-
Dutchbetamen
21.
-
Dutchvoorbij
22.
-
Dutchpasse
English translator: Dutch Slovene passe Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare