nemen Dutch - Russian
1.
-
Dutchconfisqueren, in beslag nemen
-
Russianконфискова́ть
2.
3.
-
Dutchabsorberen, (in zich) opnemen
-
Russianпоглоща́тьвбира́ть
-
Dutchverdiepen, bezighouden, in beslag nemen
-
Russianпоглоща́ть
-
Dutchabsorberen, in zich opnemen, intrekken
-
Russianпоглоща́тьвбира́ть
-
Dutchin last nemen, overnemen
4.
-
Dutchvingerafdrukken nemen/maken
-
Russianдактилоскопи́ровать, снима́ть отпеча́тки па́льцев
5.
-
Dutchnoteren, opschrijven, neerpennen, nota nemen
6.
-
Dutchzich ergeren (reflexive), aanstoot nemen
7.
-
Dutchop zich nemen
-
Russianприня́тие на себя́
8.
-
Dutchin acht nemen, overwegen, bedenken
-
Russianрассма́триватьобду́мывать
-
Dutchnemen, aannemen, beschouwen
-
Dutchbeschouwen, checkin aanschouw nemen attention
9.
-
Dutchgenoegen nemen
-
Russianсправля́ться
10.
-
Dutchnemen, pakken
-
Russianбратьхвата́ть
-
Dutchnemen
-
Russianбрать
-
Dutchnemen
-
Russianбрать
-
Dutchchecknemen
11.
-
Dutchnemen, krabben
12.
-
Dutchvoor lief nemen
-
Russianсчита́ть само́ собо́й разуме́ющимся, воспринима́ть как до́лжное
13.
-
Dutchwreken, wraak nemen
-
Russianмсти́ть
14.
-
Dutchtrouwen in het huwelijk treden tot man nemen, tot vrouw nemen
-
Russianlвступа́ть lжени́ться
-
Dutchverdedigen, aannemen, ondersteunen
-
Russianlподде́рживать (l
15.
-
Dutchbedriegen, in de maling nemen
-
Russianдури́тьдура́чить
16.
-
Dutcharrest
-
Russianаре́ст
-
Dutchaanhouden, arresteren, in hechtenis nemen, oppakken, vatten
-
Russianаресто́вывать
17.
-
Dutchfotograferen, een foto nemen
-
Russianфотографи́роватьснима́ть
18.
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Russianрискова́ть
-
Dutchcheckriskeren, checkwagen
19.
-
Dutchbezit nemen van
-
Dutchcheckbezitten
20.
-
Dutcheen vlucht nemen
-
Dutcheen vlucht nemen
21.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Russianдостава́ть
-
Dutchnemen
22.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Russianдостава́ть
-
Dutchnemen
23.
-
Dutchtot zich nemen, nuttigen, drinken
-
Russianпить, принима́ть
-
Dutchtot zich nemen, opnemen
-
Russianперенимать, поглоща́ть
24.
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Russianрискова́ть
-
Dutchcheckriskeren, checkwagen
25.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Russianдостава́ть
-
Dutchnemen
26.
-
Dutchnoteren, opschrijven, neerpennen, nota nemen
27.
-
Dutchnemen, pakken, halen
-
Russianдостава́ть
-
Dutchnemen
English translator: Dutch Russian nemen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare