nemen Dutch - Japanese
1.
-
Dutchconfisqueren, in beslag nemen
2.
-
Dutchontslag nemen
-
Japanese辞任辞職辞める
3.
-
Dutchabsorberen, (in zich) opnemen
-
Japanese吸収
-
Dutchverdiepen, bezighouden, in beslag nemen
-
Japanese吸収
-
Dutchabsorberen, in zich opnemen, intrekken
-
Dutchin last nemen, overnemen
-
Japanese負担
4.
-
Dutchvingerafdrukken nemen/maken
5.
-
Dutchnoteren, opschrijven, neerpennen, nota nemen
6.
-
Dutchzich ergeren (reflexive), aanstoot nemen
-
Japanesecheck怒らせる
7.
-
Dutchop zich nemen
8.
-
Dutchin acht nemen, overwegen, bedenken
-
Japanese考慮熟慮よく考える
-
Dutchnemen, aannemen, beschouwen
-
Dutchbeschouwen, checkin aanschouw nemen attention
9.
-
Dutchgenoegen nemen
-
Japanese間に合わせるやりくりする
10.
11.
-
Dutchnemen, krabben
12.
-
Dutchvoor lief nemen
13.
-
Dutchwreken, wraak nemen
-
Japanese復讐ja
14.
-
Dutchtrouwen in het huwelijk treden tot man nemen, tot vrouw nemen
-
Dutchverdedigen, aannemen, ondersteunen
15.
-
Dutchbedriegen, in de maling nemen
-
Japaneseばかにする
16.
17.
-
Dutchfotograferen, een foto nemen
-
Japanese写真を撮る
18.
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchcheckriskeren, checkwagen
19.
-
Dutchbezit nemen van
-
Japanese支配取り憑く
-
Dutchcheckbezitten
20.
-
Dutcheen vlucht nemen
-
Dutcheen vlucht nemen
21.
22.
23.
-
Dutchtot zich nemen, nuttigen, drinken
-
Dutchtot zich nemen, opnemen
24.
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchrisico nemen, riskeren
-
Dutchcheckriskeren, checkwagen
25.
26.
-
Dutchnoteren, opschrijven, neerpennen, nota nemen
27.
English translator: Dutch Japanese nemen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare