verzaken Dutch - Finnish

1.


2.


3.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van

  • Finnishluovuttaa, luopua


  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken (ann)


4.

  • Dutchnalaten, verzaken


5.

  • Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken

  • Finnishluopua


  • Dutchafzien van, laten varen, opgeven, verzaken

  • Finnishluopua


6.

  • Dutchachterlaten, in de steek laten, verlaten, begeven qualifier

  • Finnishjättää heitteille, hylätä


7.

  • Dutchafzweren, verzaken aan een eed


  • Dutchafzweren, herroepen, qualifiernl


8.

  • Dutchverwerpen, ontzeggen, verzaken, afzweren

  • Finnishtorjua, kieltää





English translator: Dutch Finnish verzaken  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare