lian Danish - Dutch
1.
-
Danishforbindelse
-
Dutchlinkrelatie
-
Danishled
-
Dutchschakellink
-
Danishlink, forbindelse
-
Dutchlink, verbinding
-
Danishlink
-
Dutchlink, koppeling
-
Danishforbinde, kæde, sammenkæde
-
Dutchverbinden, linken qualifier
2.
-
Danishplatonisk kærlighed
3.
-
Danishselvo, selv o, skønt
-
Dutchhoewel, alhoewel, ofschoon
4.
5.
-
Danishpar
-
Dutchstel, qualifiernlpaar
-
Dutchpaartweetal
-
Dutchpaar
-
Dutchkoppelen
6.
-
Danishbakkenbarter
-
Dutchtochtlatten, bakkebaarden
7.
-
Danishjævn
-
Dutchvlak, vlakke, gelijk, gelijke
-
Dutcheven, paar
-
Danishjævne
-
Dutchevenen, gelijkmaken, platmaken
-
Dutchzelfs, (niet) eens
-
Dutchavondstond
8.
-
Danishjævn
-
Dutchvlak, vlakke, gelijk, gelijke
-
Dutcheven, paar
-
Danishjævne
-
Dutchevenen, gelijkmaken, platmaken
-
Dutchzelfs, (niet) eens
-
Dutchavondstond
9.
10.
11.
12.
13.
14.
-
Danishforbindelse
-
Dutchlinkrelatie
-
Danishled
-
Dutchschakellink
-
Danishlink, forbindelse
-
Dutchlink, verbinding
-
Danishlink
-
Dutchlink, koppeling
-
Danishforbinde, kæde, sammenkæde
-
Dutchverbinden, linken qualifier
15.
-
Danishkæde
-
Dutchkettingaaneenrijging
-
Dutchaaneenschakeling
-
Dutchketen
16.
17.
-
Danishjævn
-
Dutchvlak, vlakke, gelijk, gelijke
-
Dutcheven, paar
-
Danishjævne
-
Dutchevenen, gelijkmaken, platmaken
-
Dutchzelfs, (niet) eens
-
Dutchavondstond
18.
-
Dutchpassievrucht
19.
20.
21.
-
Dutchgroot
-
Dutchheerlijk, prachtig
-
Dutchcheckde groot
-
Danishcheckfed
-
Danishfedt, super, nice
-
Dutchfantastisch, qualifiernl
22.
23.
-
Danishbindeord, konjunktion
-
Dutchvoegwoord
24.
25.
-
Danishbindeord, konjunktion
-
Dutchvoegwoord
English translator: Danish Dutch lian Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare