käyttää Greek - Dutch
1.
-
Dutchdragen, aanhebben
-
Greekφορώ
2.
-
Greekπροβάλλω αρνησικυρία, προβάλλω βέτο
3.
-
Dutchopraken
4.
-
Dutchexploiteren, uitbuiten
5.
-
Greekκερδίζω
-
Dutchcheckverdienen, checkwinst maken, checkprofiteren
6.
-
Dutchgisten
-
Greekαναβράζω, ζυμώνω
7.
-
Dutchaandrijven, opereren
8.
9.
-
Dutchhanteren, gebruiken
10.
-
Dutchtoepassen
11.
-
Greekχρησιμοποιώ
12.
-
Dutchuitoefenen
-
Greekμεταχειρίζομαι
13.
-
Dutchgebruik maken van
-
Dutchvoordeel trekken uit
14.
-
Dutchomlopen, omrijden etc.
15.
-
Dutchgebruiken, aanwenden
-
Greekχρησιμοποιώ
16.
-
Greekξοδεύω
-
Dutchcheckuitgeven, checkdoorbrengen
17.
-
Dutchaandrijven
18.
-
Dutchzich voeden met
19.
-
Dutchuitputten, verminderen
20.
-
Dutchherbruiken, hergebruiken
21.
22.
-
Greekκακοποιώ, ασελγώ
23.
-
Dutchopraken
24.
-
Dutchcheckmisbruiken, checkverkeerd gebruiken
-
Dutchmisbruiken, onteren, verkrachten
25.
-
Dutchprofiteren, grijpen
26.
-
Greekχρησιμοποιώ
English translator: Greek Dutch käyttää Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare