estar Galician - Dutch

1.

  • Dutchvolgen, bijwonen, aanwezig zijn


2.

  • Dutchblijven, achterblijven

  • Galicianquedar


3.


4.


5.


6.


7.

  • Dutchcheckwoonkamer de, checkhuiskamer de, checkzitkamer de, checkliving de


8.


9.


10.


11.

  • Dutchzijn, staan, zitten, liggen, wezen qualifier

  • Galicianestar


12.

  • Dutchcheckhet niet eens zijn , checkhet oneens zijn


13.


14.


15.


16.


17.

  • Dutchbraakkneiging, (plotse) onpasselijkheid, (aanval van) misselijkheid


18.


19.

  • Dutchbezorgd zijn, zich zorgen maken


20.


21.


22.

  • Dutchtreuren, rouwen


23.

  • Dutchrammelen, sterven van de honger


24.


25.


26.

  • Dutchverbijsterd zijn, in de war zijn





English translator: Galician Dutch estar  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare