vermeerderen Dutch - Spanish

1.


2.

  • Dutchuitbreiden, vergroten, vermeerderen


3.

  • Dutchopstapelen, vermeerderen, accumuleren

  • Spanishacumular, amontonar


  • Dutchzich opstapelen, (zich) vermeerderen, accumuleren

  • Spanishacumularse





English translator: Dutch Spanish vermeerderen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare