vermeerderen Dutch - Danish
1.
-
Dutchtoenemen, vermeerderen
2.
-
Dutchuitbreiden, vergroten, vermeerderen
3.
-
Danishakkumulere
-
Dutchopstapelen, vermeerderen, accumuleren
-
Dutchzich opstapelen, (zich) vermeerderen, accumuleren
English translator: Dutch Danish vermeerderen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare