<>

terugtrekken Dutch - Spanish

1.


2.


3.


4.

  • Dutchin de schede steken, terugtrekken

  • Spanishenvainar


5.

  • Dutchterugtrekken, annuleren, afschaffen, herroepen

  • Spanishderogar


6.

  • Dutchterugtrekken, annuleren, herroepen

  • Spanishrescindir, cancelar, anular


7.


8.


9.


10.


11.


12.

  • Dutchintrekken, terugtrekken


13.

  • Dutchterugtrekken, terugdeinzen, terugschrikken

  • Spanishecharse atrás


14.





English translator: Dutch Spanish terugtrekken  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare