corroderen Dutch - Spanish
1.
-
Dutchuithollen, roesten, corroderen, uitbijten, inbijten, aanvreten
-
Spanishcorroer
-
Dutchcorroderen
-
Dutchcorroderen
-
Spanishcorroer
-
Spanishcheckcorroer, checkcorroerse
2.
-
Dutchafslijten, uitslijten, verweren, eroderen, corroderen, aantasten,
-
Spanisherosionar, corroer
English translator: Dutch Spanish corroderen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare