<>

stanna Dutch - Norwegian

1.


2.

  • Dutchblijven, achterblijven


  • Dutchblijven, resteren


3.

  • Dutchstoppen, stilstaan, halthouden


  • Dutchaanhouden, stoppen


  • Dutchverblijven, blijven, stoppen


4.

  • Dutchstoppen, stilstaan, halthouden


  • Dutchaanhouden, stoppen


  • Dutchverblijven, blijven, stoppen


5.

  • Dutchstoppen, stilstaan, halthouden


  • Dutchaanhouden, stoppen


  • Dutchverblijven, blijven, stoppen


6.

  • Dutchblijven, verblijven

  • Norwegianbli, forbli





English translator: Dutch Norwegian stanna  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare