rijk Dutch - Norwegian
1.
-
Dutchrijk
-
Norwegianimperium
-
Dutchkeizerrijk
2.
3.
-
Dutchsfeerwereld
-
Norwegianrike
-
Dutchdomein, rijk
-
Dutchrijk
4.
-
Dutchrijk, gefortuneerd, vermogend
-
Norwegianrik
5.
-
Dutchkoninkrijk
-
Norwegiankongerikekongeriket
-
Dutchrijkdierenrijk
6.
-
Dutchrijk
7.
-
Dutchrijk, welvarend,
8.
-
Dutchromig, rijk
9.
10.
-
Dutchovervloedig, zeer productie, uiterst rijk, gevaarlijk gezwollen qualifier
11.
-
Dutchsteenrijk, stinkend rijk
English translator: Dutch Norwegian rijk Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare