absoluut Dutch - Norwegian
1.
-
Dutchabsoluut
-
Dutchabsoluut, onafhankelijk
-
Dutchabsoluut, werkelijk, echt, beslist, zeker, ontegenzeglijk
2.
-
Dutchabsoluut
-
Norwegianabsolutt
-
Dutchvolkomen
-
Norwegianabsolutt
-
Dutchabsoluut, volstrekt
-
Norwegianabsolutt
-
Dutchabsoluut
-
Norwegianabsolutt
-
Dutchabsoluut
-
Dutchabsoluut, onbetwistbaar
-
Dutchabsoluut, autoritair
-
Dutchabsoluut, onvermengd, rein, puur, onversneden
-
Norwegianabsolutt
-
Dutchabsoluut
-
Norwegianabsolutt
-
Dutchabsolute
-
Norwegianabsolutt
3.
-
Dutchabsoluut
4.
-
Dutchabsoluut gehoor
5.
-
Dutchin geen geval, absoluut niet
English translator: Dutch Norwegian absoluut Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare