gemeen Dutch - Italian
1.
-
Dutchvolks, gewoon, gemeen, ordinair
2.
-
Dutchwreed, wrede, gemeen, gemene
-
Italiancrudele
3.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeengoed
4.
5.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeengoed
6.
-
Dutchcheckgemeen, checksmerig, checkkloot
-
Italianbastardo
7.
-
Dutchgemeen, ordinair, vulgair
8.
-
Dutchverbitterd, bitsig, gemeen, acrimonieus, venijnig, rancuneus,
9.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeengoed
10.
-
Dutchgemeen, stout
-
Italianbirichino, furbetto, malizioso
11.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Italiancomune
-
Dutchgemeengoed
12.
English translator: Dutch Italian gemeen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare