exploreren Dutch - French

1.

  • Dutchonderzoeken, bestuderen, navorsen, exploreren, napluizen, uitpluizen,

  • Frenchexplorer


  • Dutchverkennen, exploreren, op/een ontdekkingsreis gaan naar/maken in

  • Frenchexplorer


  • Dutchverkennen, exploreren

  • Frenchexplorer


  • Dutchop verkenning zijn, exploreren, (aan) exploratie doen





English translator: Dutch French exploreren  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare