nicht Dutch - Estonian
1.
2.
-
Dutchzou/zouden (past tense of zullen)
3.
-
Estoniannõbu, tädipoeg qualifieronupoeg qualifier
4.
-
Dutchgoedenacht, goeienacht, before going to sleep welterusten, trusten qualifier
-
Estonianhead ööd
5.
-
Dutchonherstelbaar
6.
-
Dutchhelemaal niet
-
Estonianneeded
7.
-
Dutchpoot, nicht
8.
9.
-
Estonianja kui nad surnud pole, siis elavad nad õnnelikult tänase päevani
10.
-
Dutchnicht
-
Estonianqualifieret
11.
12.
-
Dutchniet slecht
13.
-
Dutchtoch
14.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Dutchveelvoorkomend
15.
-
Dutchnooit opgeven!, geef niet op!
-
Estonianmitte alla andma
16.
-
Dutchniet van toepassing
-
Dutchniet beschikbaar
17.
18.
-
Dutchonbelangrijk, dunnetjes
19.
-
Dutchgoedenacht, goeienacht, before going to sleep welterusten, trusten qualifier
-
Estonianhead ööd
20.
-
Dutchpoot, nicht
21.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Dutchveelvoorkomend
22.
-
Dutchniet eens, nog niet, zelfs niet (each can however be split)
23.
24.
25.
-
Dutchdeze avond g
-
Estoniantänane õhtu
26.
-
Dutchover het hoofd zien
27.
-
Dutchafkeuren
28.
-
Dutchonoplettend
29.
30.
31.
-
Dutchjanet goffensive, nicht
32.
-
Dutchgeen problee, graag gedaan
33.
-
Dutchmeer, langer
34.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Dutchveelvoorkomend
35.
-
Dutchmislukken, falen
-
Estonianedutu
36.
-
Dutchongeïdentificeerd
37.
-
Dutchonvoorstelbaar, ongelovelijk
38.
39.
-
Dutchbelofte breken
40.
-
Dutchonpassend
41.
-
Dutchontastbaar, ontastbare
42.
-
Dutchverschillen, afwijken
43.
-
Dutchbuiten gebruik, buiten werking
44.
-
Dutchafkeuren
45.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Dutchveelvoorkomend
46.
-
Dutchniet-
47.
-
Dutchnog niet
English translator: Dutch Estonian nicht Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare