fazer Dutch - Esperanto
1.
-
Dutchinchecken
2.
-
Dutchnotuleren
3.
-
Dutchontwikkelen
-
Esperantodisvolvigi, evoluigi
4.
-
Dutchdownloaden, afladen, binnenhalen, binnenladen
-
Esperantoelŝuti
5.
-
Dutchonderschatten
6.
7.
-
Dutchinchecken
8.
-
Dutchzich samensluiten, samenwerken
-
Esperantokunesti
9.
-
Dutchaanmelden, inloggen
-
Esperantoneeded
10.
-
Dutchmaken
11.
-
Dutch(het) verknallen
12.
-
Dutchcheckkakken poepen , checkschijten
13.
-
Dutchgrenzen aan
14.
-
Dutchplassen, urineren
15.
-
Dutchmaken
-
Esperantofari
-
Dutchmaken
-
Dutchvormen
-
Dutchmaken
-
Dutchmaken
-
Dutchdoen, ertoe brengen
-
Dutchdoen, ertoe brengen
-
Dutchmaken
16.
-
Dutchschaden, beschadigen
17.
18.
-
Esperantogrimaci
19.
-
Dutchopstoken
20.
-
Dutchpendelen
21.
-
Dutchkietelen, kriebelen
-
Esperantotikli
22.
-
Dutchtikken
23.
-
Dutchmaken
-
Esperantofari
-
Dutchmaken
-
Dutchvormen
-
Dutchmaken
-
Dutchmaken
-
Dutchdoen, ertoe brengen
-
Dutchdoen, ertoe brengen
-
Dutchmaken
24.
-
Dutchdoor de vingers zien
25.
-
Dutchhaken
26.
-
Dutchknopen, aaneenknopen, dichtknopen
27.
-
Dutchzwartwerken
28.
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
-
Esperantohavi sencon
-
Dutchkloppen, zinvol zijn, betekenisvol zijn
-
Esperantohavi sencon
29.
30.
-
Dutchjongeleren
31.
-
Esperantopretigi
32.
-
Dutchhersenspoelen
33.
34.
35.
-
Dutchveroorzaken
36.
-
Dutchinventariseren
37.
-
Dutchfronsen
38.
-
Dutchaanmelden, inloggen
-
Esperantoneeded
39.
-
Dutchpruilen, de lippen tuiten
-
Esperantopaŭti
40.
-
Dutchhet bed opmaken
41.
-
Dutchknielen, zich
42.
-
Dutchvan een mug een olifant maken, (Flanders also) van een muis een olifant maken
-
Esperantofari el muŝo elefanton
43.
-
Dutchplassen, pipi
44.
-
Dutchlaten verdwijnen
45.
46.
-
Dutchseks hebben
-
Esperantoseksumi
English translator: Dutch Esperanto fazer Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare